5 mei 2021

Doorbreken

Herdenkingsdag en bevrijdingsdag. Altijd dagen waarop ik weer even verbinding zoek met het oorlogsverleden van mijn vader. Ik kijk of er krantenartikelen verschijnen, documentaires over het onderwerp. Of ik loop mijn boekenkast langs. Die verbinding maken vind ik fijn. Verbinding met mijn verdriet, met zijn verdriet. Met het universele verdriet.  En verbinding met mijn rol hierin, als kind van een holocaustoverlevende. Het maakt dat ik stil sta bij het gebeurde, maar ook bij de onvrijheden en vrijheden in mijzelf.

Tijdens de Nationale Herdenking in de Amsterdamse Nieuwe Kerk sprak Roxanne van Iperen deze woorden:

Dimlichten op het verleden, nog voordat de feiten in kaart zijn gebracht. Een doodlopende groef die ons ervan weerhoudt verder af te dalen, omdat dat te pijnlijk is. Afdalen, niet alleen in de geschiedenis – ook in onszelf. (…) de last van het onbedwongen verleden wordt pas verlicht als de mythe plaatsmaakt voor weten. Dat vergt rouwarbeid. Afdalen, stil zijn en álle stemmen aanhoren, ook de diepste uithalen van smart en van angst.

Ik vind het ijzersterke en noodzakelijke woorden. Na de oorlog duurde het nog ruim twintig jaar voordat niet alleen de gevallen helden werden herdacht, maar alle slachtoffers. Ruim twintig jaar werd er niet herdacht! “Een collectieve bezwering van de monsters onder het bed die ons de folterplaatsen van de menselijke geest hadden getoond,” sprak Van Iperen.

Geen rouw maar opbouw.

Mijn vader zei na de oorlog: “Vanaf nu ga ik alleen nog maar leuke dingen doen.” Verdriet en angst werden weg geleefd. De term PTSS bestond nog niet en zeker niet bij onverwacht teruggekeerde Joodse kinderen. Onverwacht en vaak niet erg welkom. “Oh, daar heb je de kinderen van dokter Slager,” zeiden mensen gelaten toen mijn vader en zijn zusje in Eindhoven terugkwamen uit het vernietigingskamp; hun moeder was vermoord, van hun vader wisten ze niks, die waren ze in Auschwitz uit het oog verloren. Een meisje van 9 en een jongen van net 12 jaar waren ze, deze kinderen die enkele weken daarvoor hun moeder dood hadden moeten achterlaten op een station ergens in Oost-Europa. Het Rode Kruis gaf mijn grootmoeder haar sterfdatum: 5 mei 1945. Haar kinderen hadden de namen van de dagen toen al lang verloren.  Ik zie ze voor me, die twee kinderen, op een kaal en koud perron. Ze zijn op weg naar hun huis, het huis waar al andere mensen wonen, maar dat weten ze dan nog niet. Zullen de mensen het geweten hebben wat er is gebeurd met die twee kinderen toen zij terugkeerden? Misschien wisten zij niet alle feiten, maar ze wisten van de uitsluiting en verguizing. Van de treinen zonder ramen. Van de ingepikte huizen. Ik vermoed dat ze het wel zagen in de kinderogen van mijn vader en zijn zusje. Maar ik denk dat ze simpelweg het leed niet konden verdragen. Zij waren zelf toeschouwers, daders, slachtoffers geweest, vijf jaar lang.

Een collectieve bezwering van de monsters onder het bed. Het was overleven en niet stilstaan.

Wij, als kinderen van mijn vader, begrepen het ook wel. De pijn was simpelweg te groot, het verleden kon er niet zijn.  Maar ik wilde zo graag weten. Ik wilde zo graag dat ik een oma had met eigenschappen. Ik kreeg een enkel ontkennend ijzig antwoord. Vragen was niet de bedoeling. Wij leefden in een kramp van onwetendheid en stilte. Tegelijkertijd wisten wij alles.  Op de een of andere manier was mijn grootmoeder altijd nog meer dood dan ze was. Ze leefde niet meer voort in de woorden die er hadden kunnen zijn. Tijdens de twee minuten stilte waar mijn vader naar keek op televisie, dacht ik dan maar aan haar. Misschien deed hij dat ook. Bevrijdingsdag vierden wij niet. Welke woorden konden duiden wat voor een dag het is?

De fase van opbouw is al lang voorbij, de meeste overlevenden zijn dood. En hoewel er inmiddels een term voor trauma is en er ook meer bewustzijn op zit, leven we ook nu nog in een tijd waarin angst en pijn er niet mogen zijn. Alles moet fantastisch en succesvol zijn. Nare ziektes bedwongen. Beperkingen worden mogelijkheden, zonder dat de beperkingen gevoeld mogen worden. Zelden hoor ik zeggen: ik ben bang. Er is geen bereidheid álle stemmen te horen. “We herdenken,” zoals Van Iperen ons confronteert: “wie we niet willen zijn, zonder door te hebben dat alles waarnaar we kijken al in ons zit.” Het is een overlevingsmechanisme juist ook in de chaotische, onzekere en grimmige wereld waarin we nu leven. Begrijpelijk én zeer riskant.

Rond mijn veertigste levensjaar ben ik het oorlogsverleden van mijn familie ben gaan aankijken. Mijn monster onder het bed. Lange tijd kón ik er niet naar afdalen, maar nu was het zover. Het moest, ik zat vast; de blokkades werden te groot. Rouwarbeid. Ik dook het archief in, op zoek naar details die het onbeschrijfelijke hebben vastgelegd. Ik keek mijn angsten aan, die tijdens de opleiding verschenen als er mensen schreeuwden en er opeens blaffende honden in Auschwitz voor mijn netvlies verschenen. Ik ben in de pijn gegaan, de pijn van wat mijn vader als jongetje overkwam. En heel belangrijk: ik ben gaan vertellen in de groepen wat er is gebeurd met mijn vader. Bibberend, maar ik deed het. Ik heb expressie gegeven aan de woorden die in mij opdoken, aan mijn diepste verdriet dat daaronder lag, en: aan de lichtheid die dat met zich meebracht.

Sindsdien kan ik ervaren dat ik het familietrauma niet langer meer (onbewust) met me mee tors. Ik tors niet meer, ik draag. Ik draag het vrijer en vol liefde met me mee, hoezeer het me soms ook belemmert. Ik draag het als iets wat bij me hoort, als iets wat op de een of andere manier ook een functie heeft, als een reiskoffer vol essentiële dingen. Een functie voor mij en voor mijn rol in de wereld.

Doorbreken uit de blokkades. Van rouw naar opbouw.

En nu, nu start ik mijn eigen bedrijf Roer! Lichaamsgerichte begeleiding. Bibberend, maar ik doe het. En kan ik niet wachten om mensen te ontvangen. Bij mij ben je welkom met al je onvrijheden en vrijheden, hoe vaag deze ook misschien nog voor je zijn. In zwaarte en lichtheid. In ontdekken en verzorgen. In grote bewegingen en in kleine. In het subtiele en de grotere verbanden. Altijd vanuit dat wat er is op dat moment, heel precies volgend. Met vanzelfsprekende aandacht voor het lichaam en de signalen die het geeft. Met denken en handelen daarbij. Intuïtief en praktisch. Zodat je vrijer door het dagelijkse leven kan gaan, keuzes gaat maken die bij jou passen en weer ontdekt wat voor jou essentieel is. Daarin is bij mij niks te gek! Diepe uithalen van smart en angst. Schaamteloos plezier maken. Maar ook alles wat daar tussenin ligt. Dus, waar in jouw leven kom jij onvrijheden en vrijheden tegen? Ik breng ze graag met je aan het licht.